Hendrik Dirks Mors
- Geboren: 1527, Langerak
- Huwelijk (1): Onbekend omstreeks 1560 in Langerak 1 2
- Huwelijk (2): IJchje Adriaans
- Overleden: Vóór 15 jun 1603, Langerak
Gegevens:
• Vermelding: Op de plaats waar Hendrick woonde ('t Waal, nu een buurtschap ten oosten van Langerak) is ooit (waarschijnlijk al in de Middeleeuwen) een dijkdoorbraak geweest waarbij een wiel is ontstaan; na deze dijkdoorbraak is de dijk niet rechtdoor hersteld, maar om het wiel heen gelegd (pas eeuwen later is de dijk weer rechtgetrokken; een deel van de oude dijk is nog in het landschap zichtbaar als het straatje "Waal" dat vanaf de Lekdijk landinwaarts loopt). Hierdoor ontstond een halfronde "uitstulping" van de Lek landinwaarts, die later langzaam verzand is. Dit is misschien het moeras waar "Mors" naar verwijst, hij woonde aan het eind van zijn leven ernaast. Het kan natuurlijk ook zijn dat zijn grootvader "Mor" heette.
Hendrik Dirks Mors bezit in Langerak twee weren land van ieder zeven morgen, veertien morgen totaal. In het Utrechts archief bevinden zich in de stukken van de Staten van Utrecht twee lijsten met het oudschildgeld van Langerak. De 'oude aenbrengh' dateert van ver voor 1550 en de tweede, 'de nieuwe aenbrengh' vermoedelijk uit de jaren '90 van de zestiende eeuw. Op de eerste lijst wordt Hendrik Dirks niet vermeld, hetgeen te verwachten was. Het is niet te zeggen of op deze lijst de vader van Hendrik voorkomt. Zoals vermeld in de inleiding, is Dirk in die periode een veel voorkomende naam.
Zeker is, dat Hendrik Mors de beide weren niet van zijn vader geërfd heeft. Op de tweede lijst staat voor het eerste weer: de Heilige Geest tot Langeraeck, nu Henrick Dircx Mors, 7 mergen, eigenaar en gebruiker. en voor het tweede weer: Gerret Cornelis en erfgenamen, nu Henrick Dircx Mors, 7 mergen.
Te oordelen naar de lijst van 'de nieuwe aenbrengh', moet men Hendrik Dirks Mors rekenen tot de beter gesitueerden van Langerak. Op deze lijst komen slechts enkele personen voor, die meer bezitten dan 14 à 15 morgen, uiteraard de Heer van Langerak niet meegerekend. Daarenboven treft men op de laatste lijst eveneens zijn oudste zoon aan, die dan eigenaar is van een weer van 6 1/2 morgen.
Zeven kinderen van Hendrick Mors, drie zoons en vier dochters, zijn volwassen geworden. Twee van deze zeven kinderen overlijden voor hun vader. In juli 1591, ruim tien jaar voor zijn overlijden, moet Hendrick meemaken, dat zijn zoon Jan door messteken om het leven wordt gebracht. De dader ontvlucht Langerak. Voor het gerecht van Langerak is een proces geweest waarbij de (afwezige) dader onder andere tot een hoge geldboete en levenslange verbanning uit de heerlijkheid wordt veroordeeld. Bijna drie jaar na de doodslag op zijn zoon sluiten Hendrick Mors en zijn overige kinderen een overeenkomst met de dader en diens familie. De familie Mors zal financiële genoegdoening krijgen van de dader (of diens familie) en zal zich dan niet verzetten tegen een eventuele kwijtschelding van de straf, die de dader is opgelegd. Kwijtschelding of vermindering van een dergelijke zware straf kan alleen gegeven worden door het Hof van Utrecht. In een dergelijk geval is het niet ongebruikelijk de dader af te schilderen als een goed mens en de schuld bij het slachtoffer te leggen.
Na het overlijden van Hendrik Mors ontstaat onenigheid tussen zijn tweede vrouw, de weduwe IJchgen Adriaans, en zijn kinderen. De geschillen zijn ten dele tussen de weduwe en enkele kinderen afzonderlijk, maar ook tussen de weduwe en alle kinderen samen. En uiteraard, niet te vermijden, tussen de kinderen onderling. Waarschijnlijk is Hendrik zelf debet aan de onenigheid. Hij zou voor zijn overlijden zijn kinderen hun moederlijk erfdeel nog niet uitbetaald hebben. De geschillen leiden tot processen voor schout en schepenen van Langerak.
Het is Belitgen Hendriks, vermoedelijk de jongste dochter van Hendrik Mors, die de aanval opent op haar stiefmoeder. Het gerecht doet bij deze eerste zitting geen uitspraak en vindt dat Beligje terug moet komen op de volgende rechtdag met haar broers en zusters, de overige erfgenamen van haar overleden vader. Zij allen zijn betrokken bij het geding. De weduwe is kennelijk niet bereid zo lang te wachten en drie weken later daagt zij de kinderen voor het gerecht op een buitengewone rechtdag. De kinderen protesteren tegen de kosten voor deze buitengewone zitting van het gerecht. Zij vinden dat gewacht had kunnen worden op de volgende reguliere zitting. Beide partijen worden gesteund door een procureur. De eiseres, waarschijnlijk moe gewordenvan alle ruzies, wil de kinderen dwingen tot een boedelscheiding binnen 24 uur. De kinderen zijn daartoe niet bereid en eisen eerst uitbetaling van hun 'moeders goed' en een schriftelijke inventaris van de boedel van hun overleden vader. Als dat gedaan is, zijn zij bereid over te gaan tot loting en verdeling van de boedel. De weduwe laat weten dat de kinderen voldaan zijn van hun moeders goed en toont een beschikking die op dezelfde dag gedaan is. Zij daagt de kinderen uit onder ede te verklaren niet voldaan te zijn. Het gerecht bepaalt dat de eiseres de verzochte inventaris zal leveren binnen drie dagen. Verder moeten de erfgenamen twee dagen daarna op vrijdag den 17de juni elk afzonderlijk onder ede verklaren of zij voldaan zijn van hun moeders goed of niet. Daarna kan overgegaan worden tot scheiding van de boedel. Op de volgende buitengewone rechtdag, twee dagen later, verklaren de schepenen de eis van de weduwe tot boedelscheiding te komen, voor gerechtvaardigd. De weduwe zal dus een inventaris geleverd hebben. De schepenen bevelen partijen met elkaar voor zonsondergang van de volgende dag 'int vruntlick te loten' en de boedel in twee gelijke delen te splitsen, tenzij eventuele huwelijksvoorwaarden tussen IJchgen Adriaansen wijlen Hendrik Dirks Mors anders bepalen. 'Ende bij aldien zijluiden de voorn[oemde] lotinge inden voors[egde] tijd niet alzo met den anderen in vruntschappen zouden doen, maar enige weigerich bleven, zoo zal de willige ende geïnteresseerde jegens den maandag eerstcomende schout ende schepenen doen citeren, te compareren ter plaatse in kwestie, om dezelve lotinge tot costen vande onwillige gerechtelijk gedaan te worden'. De schepenen houden een stok achter de deur. Zij eisen een minnelijke schikking. Zo niet, dan zullen zij de boedel laten verdelen op kosten van de dwarsligger(s). De uitbetaling van het moederlijk erfdeel van de kinderen blijkt toch niet helemaal rond te zijn, ondanks de eerdere beschikking van de weduwe. Mochten enkele gedaagde erfgenamen nog aanspraak maken op zaken en goederen die in het sterfhuis van hun moeder aanwezig waren, dan zal de weduwe hem of haar de waarde daarvan vergoeden. Natuurlijk moeten de erfgenamen aan kunnen tonen, dat zij terecht aanspraak maken op die zaken. Uitbetaling hiervan dient vooraf te gaan aan de verdeling van de opbrengst van de verkoop van het meubilair na het overlijden van Hendrik Mors. Beide partijen worden veroordeeld in een gelijk deel van de kosten van het rechtsgeding.
Dan blijft het enige maanden rustig en het lijkt erop dat de afwikkeling van de nalatenschap van Hendrik Mors tot ieders tevredenheid gedaan is. Maar op 29 november wordt de weduwe weer voor het gerecht gedaagd, nu door de oudste zoon van Hendrik Mors, Cornelis Hendricx Uul, en één van zijn schoonzoons Philip Bastiaens. De beide eisers verwijzen naar de sententie van het gerecht van 17 juni. Zij verlangen dat de weduwe veroordeeld wordt tot betaling van 75 gulden aan ieder van de eisers. Dit geld zou hen toekomen, wegens nog niet verrekende huur of pacht voor de zeven morgen land, die de weduwe gebruikt heeft tot de boedelscheiding, wegens de opbrengst van de vruchten van het land en de 30 of 40.000 'houpen' die zij heeft gehouden. Uitspraak wordt niet gedaan en op volgende rechtdagen wordt deze zaak nog op de rol vermeld.
De namen van de kinderen van Hendrik Mors komen nog enige malen voor op de rol van de rechtdagen. Van een enkel proces zijn de uitkomsten niet bekend. Het kan zijn dat delen van het betreffende dingboek verloren gegaan zijn, maar zeer wel mogelijk is, dat uiteindelijk in de meeste gevallen onderling een regeling getroffen is. De processen worden hieronder besproken. Op 6 maart 1604 vindt ogenschijnlijk het laatste rechtsgeding plaats over de afwikkeling van de nalatenschap. Hoewel geen van de nakomelingen van Hendrik Dirks de achternaam Mors verder voert, zal die naam nog enkele eeuwen voortleven. Tijdens zijn leven wordt een deel van de veertien morgen aangeduid met de naam 'het Heilige Geestweer'. Na zijn dood zal het weer steeds zijn naam dragen: het Heyn Dirks Mors(se)weer.
Slechts één maal wordt over Jan Hendriks geschreven en dat is in een akte voor het Hof van Utrecht. Hij blijkt te zijn overleden aan de gevolgen van een steekpartij die, als wij de advokaat van de dader moeten geloven, door hemzelf was uitgelokt. Dedader Ningen Jans wordt hiervoor gestraft met levenslange verbanning uit de heerlijkheid Langerak en betaling van een hoge boete. Twee en een half jaar na deze gebeurtenis verzoekt de dader kwijtschelding van zijn zware staf. In het verzoekschrift aan het Hof van Utrecht vertelt de advokaat van de dader onder andere hoe het misdrijf was gepleegd. Het is daarbij niet ongebruikelijk om het slachtoffer af te schilderen als de echte 'slechterik', die het onheil over zichzelf heeft afgeroepen. De dader wordt dan beschreven als een goedmoedig persoon, die eigenlijk 'geen vlieg kwaad kan doen'. Als de familie van het slachtoffer zich niet tegen de kwijtschelding van de straf verzet, wordt die in een dergelijk geval dikwijls verleend. Ningen Jansbelooft de verwanten van het slachtoffer schadeloos te stellen. Uiteraard zal hij ook een boete betalen en zullen de kosten voor het rechtsgeding voor zijn rekening komen. 'Die Staten van den lande van Utrecht doen te weeten allen jegenwoordigen ende toecommende, dat wij ontfangen hebben d'oetmoedige supplicatie van Ningen Jans gebooren tot Langerack. Inhoudende hoe dat hij suppliant alle zijn leeffdaech hem selven in alle stillicheijt ende gehoorsaemheijt onder zijn ouderen ende vrede onder zijn gebueren gedraegen hebbende, sulcx dat hij suppliant noijt zijn leeffdaech mit ijemant ter werelt twist gemaect off gehadt off daer voor geacht zijnde. Soe ist dienvolgende oick gebuert dat hij suppliant in julio anno XVc een ende tnegentich inden dorpe van Langeraeck mit zijn broeder Dierck Jans, Jan d'Best, Claes Rochus ende Claes Helmichs, Jan Cornelis ende Hubert Cornelis Vlaminck alle jonggesellen in Langerak vergeselschapt is geweest ten huijse van eene Wonnitgien, weduwe van wijlen Mathijs Sebastiaens, alwaer zij mitten anderen in alle eerlicke vruntschap ende vroelicheijt in twee parthijen een gelach gehouden hebben, sonder van eenich quaet te weeten. Ende alwast dat eenen Jan Henricx (wesende soe tschijnt een kijver ende twistsoecker) van den gelage niet en was. Soe is nochtans die selve droncken ende vol sijnde gecomen inde voors[chreven] herberge. Ende is aldaer tegens will van de weerdinneinden huijse ingestreecken ende heeft hem datelicken terstondt begeven in tvoors[chreven] geselschap, daer hij suppliant mede in alle vrede was vergadert ende mit twelck hij suppliant tot die tijt toe vrundelick vrolick geweest was ende wesende die voorschreven Jan Henricx alsulcx daer onder gecomen, heeft terstont qualick begonnen te spreecken. Seggende eerst tegens Claes Rochus een vant voorschreven geselschap: Wat doet ghij in ons gelach ende heeft mede voorts twist gemaeckt tegens Claes Helmichs, waermede hij harde kijvende woorden hebbende was tot vechten toe, ende sulcx heeft hij voorts tgeheele geselschap gestoort ende tselve geprovoceert ende de een voor ende dander nae gedreijcht ende qualick toegesproecken, seggende [...] ghij luijden sult noch genoch mit mij te doen hebben ende meer andere scheldige ende kijvelicke woorden. Sulcx dat die suppliant wesende een jonckman ende dese ondaft nijet wel konnende lyden ende verdraegen tegens den selven Jan Henricx seggende wat, ghij sit altijt en kijft ende alst te doen comt en hebt ghij geen handen. Twelck hoe wel den voornoemde Jan Henricx nijet veel en was te nae geseijt, heeft nochtans daerop voor antwoerde gegeven: "een hont en sal mij nijet bijten" ende heeft mitsdien mit een can ofte croes den selven suppliant datelicken nae zijn hooft geworpen, ende heeft voorts zijn mes tegens den suppliant vuijtgetoegen, ende zijn zijluijden aldaer inden gelage voorts over hoop gevallen. Ende eijntelick die voorschreven Jan Henricx vuijten huijse gelopen ende d' suppliant hem gevolcht wesende zijn voorts buijten den huijse miten anderen hantgemeen geworden. Sulcx dat die suppliant den selven Jan Henricx mit een brootmes een steecke gebrocht heeft daer aen hij etlicke tijtdaernae gestorven is. Ter oirsaecke vant welcke die baillu van Langerak den suppliant in rechten heeft doen roepen, ende vermits hij suppliant nijet en dorst compareren, heeft jegens hem voorts [...] sententie verworven daerbij die suppliant vuijt die selve heerlicheijt van Langerak gebannen is ende gecondemneerd in de boete daer toe staende, dwelcke naderhant betaelt is geworden'. De advokaat merkt verder op dat Ningen Jans:'vuijt enckel jonckheijt tot het voorschreven ongeluck onnoselick is gecommen, sonder dertoe gesint geweest te zijn off meijninge gehadt te hebben. Daert toe bij den voornoemde Jan Henricx grotelicx geirriteert ende geprovoceert sijnde. Te meer soo deselve Jan Henricx hem eerst bevochten ende sulcx mit een can off croes nae zijn hooft geslaegen ende voorts mit een opsteecker geaggresseert heeft. Waerover dat oick die vrunden vanden selven Jan Henricx hem suppliant tselve hebben vergeven ende geremitteert'. De schout van Langerak, als vertegenwoordiger van het gerecht die de oorspronkelijke straf had opgelegd, Hendrick Dircks als vader van het slachtoffer, voor hem zelf en voor zijn beide andere zonen, Cornelis en Adriaan Hendriks, en Thonis Lenaerts, Philips Sebastiaens en Jan Engberts, als zwagers van het slachtoffer, worden gedagvaard om op 7 januari 1594 voor het Hof te verschijnen. Noch de schout, noch de 'vrunden' van het slachtoffer verschijnen en laten zich evenmin door een procureur vertegenwoordigen. Dezelfde personen worden weer gedagvaard op de tweede zitting op 28 januari te verschijnen. Zij blijven afwezig. Een dag na de derde zitting op 19 februari 1594 wordt de kwijtschelding van de straf verleend.
SAD, ora Nieuwpoort 56, fol. 61v. 2-11-1592: Op deze datum legt Hendrik Dirks samen met Teunis Willems (Smit), Hendrik Dirks Preker, Mayken Roelen, Mayken Jans en Anna Ariens, allen inwoners van Langerak een verklaring af. Hij zegt 65 jaar te zijn. Hij verklaart met de anderen, nooit gehoord of gezien te hebben dat Aertgen Andries uit Nieuwpoort 'is befaemt ofte berust geweest met enige quade feyten, tzij van dieverije ofte hoererije, noch alle tgene dat een vrouwe persoon onbetamelijck soude mogen wesen'.
SAD, ora Langerak 7, fol. 19. 2-1-1602: Rechtdag ordinaris. Johan Mathijs baljuw van Langerak contra Henrick Dirricx Mors, gedaagde. 'Omme te hebben betalinghe ter somme van veertich carolus gulden over berekende ende bekende schult verschenen Corsmisse lestleden', volgens de obligatie van 6 juli 1601. De gedaagde bekent dat zijn handtekening onder de obligatie staat. De schepenen gehoord hebbende de eiser en de bekentenis van de gedaagde, veroordelen de gedaagde de geëiste som van 40 gulden 'aen handen vande eijscher op te leggen ende betaelen' en veroordelen de gedaagde in de costen van het proces.
SAD, ora Langerak 7, fol. 21. 26-1-1602: Hendrick Dircks Mors eiser contra Meeus Adriaens, gedaagde. 'Omme te hebben betaelinge ter somme van vijf en veertich carolus gulden, ter cause van seker twee kalff koe beesten verschenen mertini lestleden'. Volgens de obligatie van 28 november 1600. De gedaagde verschijnt niet.
SAD, ora Langerak 7, fol. 22. februari 1602: Hendrik Dircks Mors contra Meeus Adriaens gedaagde. Tweede zitting. De gedaagde wordt gevraagd te bevestigen of ontkennen, dat zijn handtekening onder de obligatie staat. De gedaagde bekent, maar zegt, dat Thonis Aerts heeft toegezegd een deel te betalen. De schepenen bevelen de gedaagde hiervan bewijs te leveren.
SAD, ora Langerak 7, fol. 24. 23-2-1602: Hendrik Dircks Mors contra Meeus Adriaens Thonis Aerts heeft beloofd te betalen 18 gulden 71/2 stuivers nu Petri (22 februari) te betalen. De schepenen oordelen dat Meeus Adriaens het resterende bedrag zal betalen. De beide partijen moeten de kosten van het geding samen betalen.
f43v 11-01-1603 Peter Adriaensz contra Henrick Dirricxsz Mors. Overmits non comparitie van gedaechde ofte ijemant van zijnent wegen versocht eijscher deffoult.
SAD, ora Langerak 7, fol. 55. 24-5-1603: Rechtdag. Belitgen Henricx dochter eiser[es] contra de nagelaten weduwe van Henrick Dirricx Mors, haar vader, gedaagde. 'Omme te hebben betalinge eerst ter somme van 81gulden over drie jaren verdiende huurpenningen te weten den anno XVc vier, vijf ende zes en negentig, bij den eister als dienstmaagd van de gedaagde tharen huise verdient' Verder eist Beligje nog 21gulden 10 stuivers wegens geleende penningen, nog zes gulden tien stuivers van verschenen landpacht, nog twee gulden voor geleverde waar. Boven het loon dat zij tegoed heeft, nog zes dunne doeken, drie paar schoenen en één paar muilen. Daarvan mag worden afgetrokken de som van 32 gulden 10 stuivers wegens het 'koebeest' dat zij van haar stiefmoeder, de gedaagde, heeft ontvangen. Dit alles 'Cum expensis'. De schepenen de partijen gehoord hebbende, bevelen de eiseres terug te keren op de volgende rechtdag en dan mede te doen 'verdagen de vorder erfgenamen vande Henrick Dirricx Mors haer vader za:', aangezien het niet alleen deze gedaagde (stiefmoeder) aangaat, maar alle erfgenamen. Zodat alle partijen gehoord kunnen worden en dat naar behoren recht gedaan kan worden.
SAD, ora Langerak 7, fol. 56. 15-6-1603: Rechtdag extraordinaris gehouden op kosten, tussen partijen IJchgen Ariaens weduwe van Henrick Dirricx Mors, eiseresse ter eenre en Cornelis Henricx Uul en Philips Bastiaens als man en voogd van zijn huisvrouw Dirrickgen Henricx, mitsgaders Jan Engberts als huisvrouw gehad hebbende Jonge Maritgen Henricx, moeder van Aelt Aerts Gedaagden.21 Jan Lenaerts treedt op als voogd van IJchgen Ariaens zijn tante en wordt geassisteerd door Dirck Daniels. De gedaagden worden vertegenwoordigd door Cornelis Coevoet. Coevoet wijst de eis om binnen 24 uur tot boedelscheiding te komen af. Hij eist eenschriftelijke inventaris van de boedel en uitbetaling van het 'moeders goed' van de kinderen. Het gerecht bepaalt dat de eiseres de verzochte inventaris zal leveren binnen den derden dag.
SAD, ora Langerak 7, fol. 57v. 17-6-1603: Rechtdag extraordinaris. IJchgen Adriaens, nagelaten weduwe van Henrick Dirricxs zaliger, contra Cornelis Henricxs Uul, Philips Bastiaens, als man ende voecht van Dirrickgen Henricx zijn huijsvrou, ende Jan Eijngberts, als te huijsvrou gehadt hebbende t'jonge Maritgen Henricx za., moeder van Aelt Aerts Schepenen de partijen gehoord hebbende, verklaren de eiseres tot de verzochte loting van de landen in kwestie, haar met de gedaagden competerende gefundeerd. 'Ordonneren partijen overzulcx voor morgen avond binnen zonneschijn mit den anderen int vruntlick te loten te weten tussen de weduwe ende erfgenamen elk half ende half ten ware bij hylicx voirwaerden tussen Henrick Dirricx zaliger ende zijn huisvrouw anders geconditioneerd ware'.
SAD, ora Langerak 7, fol. 59v. 29-11-1603: Cornelis Henricxs Uul voor hem zelven en Philips Sebastiaens als man en voogd van Dirrickgen Henricx zijn huijsvrouw, als erfgenamen van Henrick Dirricxs hun vader, eisers contra IJchgen Ariaens weduwe ende boedelhoudster van wijlen Henrick Dirricxs, haar man, gedaagde. De eisers verwijzen naar de sententie van 17 juni en verlangen ieder 75 carolus gulden, wegens onverrekende huur van de zeven morgen land, de vruchten van het land en 30 ofte 40.000 'houpen'. 'Blijvende dies onverminderd den berg nog gemeen ende ongedeeld'.
SAD, ora Langerak 7, fol. 59. 29-11-1603: Dirck Daniels ende Jan Lenaerts als voogden van de weduwe van Henrick Dirricx Mors eisers contra Cornelis Henricx Uul, gedaagde. Zij eisen 23 gulden 10 stuivers wegens de koop van een halve kamp haver.
SAD, ora Langerak 7, fol. 60v. 13-12-1603: Cornelis Henricxs Uul contra die weduwe ende boedelhouster van Henrick Dirricxs.
SAD, ora Langerak 7, fol. 61. 10-1-1604: Rechtdag ordinaris. Dirck Daniels en Jan Lenaerts als voogden Henrick Dircx Mors contra Cornelis Henricxs Uul. Repliek en dupliek.
f61, 62 10-1, 24-1-1604 Dirrick Danielsz ende Jan Lenaertsz als voechden van de naergelaten weduwe van Henrick Dirricsxsz Mors contra Cornelis Henricxsz Wl.
SAD, ora Langerak 7, fol. 64. 7-2-1604: Compareerde op huiden ter vierschaer Jan Sebastiaens, out ontrent vijftig jaren, gedaagd ten verzoeke van Philips Bastiaens om te getuigen. Hij verklaart, dat hij een maand geleden ten huize van Cornelis Henricx Uul in Langerak is geweest, in het gezelschap van de requirant, van IJchgen de weduwe van Henrick Dirricx Mors, van Thonis Willems Smit en van anderen. Toen zou IJchgen verklaard hebben dat Lenaert Thonis van haar twee hont land in pacht had en dat hij nooit enige pacht betaald had.
7 7-2-1604 f64 Ter instantie van Philips Bastiaensz tuijchde Jan Bastiaensz out ontrent 50 jaren, dat hij ontrent een maent geleden op een sondach ten huijse van Cornelis Henricxsz Uul alhier in Langeraeck is geweest vergeselschapt met Philips Bastiaensz, IJchgen de weduwe van Henrick Dirricxsz Mors, Thonis Willemsz Smit ende meer andere ende dat alsdoen Philips Bastiaensz de voorn. weduwe van Henrick Dirricxsz vraechde off Lenaert Thonisz van haer eenich lant in gebruijck hadde.
SAD, ora Langerak 7, fol. 65. 21-2-1604: Rechtdag. Wouter Lenaerts als man ende voogd van Belitgen Henricxs eiser contra Cornelis Henricxs, Philips Bastiaens als man en voogd van Dirricxken Henricx zijn huisvrouw, Thonis Lenaerts als man en voogd van Maritgen Henricx, Adriaen Henricxs en Jan Eijngberts die getrouwd was met de jonge Maritge Henricx, gedaagden samen als erfgenamen van Henrick Dirricxs Mors, hun vader. De eiser verzoekt de gedaagden te veroordelen tot betaling van de som van 38 carolus gulden, wegens zeker arbeidsloon en geleend geld. Beligje Hendriks heeft kennelijk een deel van het bedrag, dat zij op 24 mei 1603 van haar stiefmoeder eiste, ontvangen. Wouter Lenaarts probeert nu, nadat de boedel van zijn schoonvader verdeeld is, het resterende deel op zijn zwagers en schoonzusters te verhalen. Cornelis Henricx, Philips Bastiaens ende Adriaen Henricx verzochten copie van de eis, wilden bij de volgende zitting daarop antwoorden. Thonis Lenaerts, die een broer is van Wouter en getrouwd met de zuster van Beligje, bekent de schuld aan zijn schoonzuster en is bereid zijn deel van het bedrag te betalen om alle verdere onnutte kosten te voorkomen. Twee weken later op 6 maart 160429, bij de volgende rechtdag geven de overgebleven gedaagden hun antwoord op schrift. De eiser verzoekt bij de volgende rechtdag te mogen antwoorden. De schepenen accorderen. De zaak is hiermee waarschijnlijk opgelost. Op de rol van de volgende rechtdag komt deze zaak niet meer voor.
f18. 24-3-1604 Pietertje Henricx, wed. van Cornelis Anthonis MEPPEL, geass. met Jacob Jans, inw. van Schoonhoven, haer sterkmakende voor haer kinderen Claes Cornelis, inw. van Nieuwpoort, boven Pieter Adriaensz, beneden Jan Willems de BEST, groot stuk ook genoemd Willem Cornelis GRIENT. oost Henrick Dirricks MORS, Gerrit SCHATS naastgeland
f23 3-7-1604 Pietergen Henricx wed. van Cornelis Thonis MEPPEL haar voogd Jacob Jansz, ook voor Cornelis Egbertsz als man en voogd van zijn hvr. en als voogd van de onmondige weeskinderen van zalgr. Henrichgen Cornelis MEPPEL en Cornelis Cornelis MEPPEL als jongste zoon. In handen van Bastiaentgen Adriaens wed. van Pleunis Fredericx ende haar kinderen 7 mrg. oost Hendrick Dirricx, west Gerrits SCHATS. soon is Fredrick Pleunis
f34v 3-5-1606 Claes Pleunen voor hem selve en Adriaen Cornelis voor hem selve en als voogden er sijn nog meer mundigen als onmundige broer en susters. Willem Thonis man en voogd van Aeltgen Pleunis, Jan Thonis ende Claes Pleunen als voogden van het weeskint van Maritge Pleunen alle erfgenamen en voorkinderen van zalgr. Pleun Fredericx in handen van Frederick Pleunensz ende Jaepgen Pleunendr. oostw.. de erfgen. van Hendrick Dircks MORS nog Claes Cornelis westw.. de erfgen. van Gerrit SCHATS (Hier steeds genoemd; Thonis Adriaens van ABEEL schout en Thonis Cornelis de HEER en Jan Willems de BEST schepenen.)
f52 18-9-1609 Claes en Frederick Pleunensz als voogden van de weeskinderen? van Borgert Thonis x Maritgen Pleunis, Thonis Borgerts genaempt. noortw.. Cornelis SCHATS t/m Henrick Dirricx 7 mrg achter de Wael genaept Pleun Fredericks weer aen Jan Huijberts.
f66v 13-12-1612 Cornelis Hendricks UEL (verkregen van zijn zalgr. ouders) aen Bastiaen Philips, Dirck Jan VUIJCK, Adriaen Philips 6,5 hont lant in 2 weren achter de Wael waerop zijn vader Hendrick UEL heeft gewoond en is ol. schout is hier steeds Anthonis Adriaensz van ABEEL * ca 1546 schepen zijn Willem Jan Willemsz de BEST, Adriaen Jacobsz, Andries Bastiaen Cornelisz ALBLAS, Pieter Pietersz * ca 1546.
f86 19-7-1615 Pietergen Henricx wed. van Cornelis Thonis MEPPEL won. Schoonhoven geass. met mr. Henrick van DETTEN advocaat aen Frederick Pleunen ende Adriaen Philips man en voogt van Jacobgen Pleunis 10 h achter de Wael t/m Jan de BEST ende Willem Cornelis. oostw.. erfg. Henrick Dirricks, westw.. kinderen van Geerit SCHATS, gekocht van Claes Rochus op 11-2-1613.
SAD, weeskamer Langerak nr. 2., fol. 9. 10-6-1616: Op huiden zijn vergaderd geweest Wouter Lenaarts ter eenre ende Jan Aarts, wonende te Streefkerk in plaats van Cornelis Henrichs Uul (mits sijn innocentie), als rechte bloedvoogd van de weeskinderenvan Belitge Henricks verwekt door Wouter Lenaerts ter andere zijde. En verklaarden de beide comparanten dat zij met elkaar in aanwezigheid van Cornelis Henricx Uul nu ongeveer vier jaren geleden in presentie van Jan Willems de Best ende Pieter Pieters die toen schepenen dezer heerlijkheid waren, vertichting en accoord gemaakt te hebben betreffende het moederlijk erfdeel van de weeskinderen. Door het overlijden van de schout en door slordigheid van hem Wouter Lenaerts is dit akkoord niet geregistreerd. Ten eerste, Wouter Lenaerts zal blijven in het bezit van alle roerende goederen, mitsgaders tot zijn profijt hebben alle inkomende schulden, die hij nog moet innen. Hij neemt daar tegen alle uitgaande lopende schulden tot zijn last. Hij zal mede hebben het gebruik van het land dat de kinderen bezitten en de onroerende goederen totdat zij mondig zijn. En hiertegen heeft Wouter Lenaerts beloofd zijn vier weeskinderen met namen: Cornelis Wouters nu oud circa 19, Marichgen Wouters oud circa17, Dirrickgen Wouters oud circa 14 en Anna Wouters oud circa acht jaren, te onderhouden totdat zij mondig zijn en naar school te laten gaan. Daarop zal hij elk kind uitreiken 100 gulden en zal elk kind zijn deel hebben van het land en het onroerendgoed. dat Wouter Lenaerts en zijn overleden huisvrouw samen bezeten hebben en dat ruim elf morgen groot is.en waarvan een deel komt van de vader van Belitgen Henricx, Henrick Dirricx Mors Mits dat ook elk kind zijn of haar deel betaalt van de last die rust op de landerijen. Ook zullen de kinderen gemeen hebben alle kleding en kleijnodien van goud of zilver, die aan hun moeder behoord hebben. 'Item is mede geconditioneerd dat deselve Wouter Lenaerts de kinderen tharenmundige dage ofte ten houwwelick state commende, beneffens haer ordinaris cleeding sal doen maecken ende becostigen een goet eerlick sondaechs cleet'. Onder de bezittingen is een aenpaert van een huijsinge op de Wael, daer Henrick Dirricxsz Mors zalr., des voorsz. Belitgen Henricx vader in sijn leven in gewoont heeft
3-2-1619 Dirck Jans FUIJCK aen Laureijs Fransz sijn swager, in't weer van Henrick Dirricks MORS daer deselve Laureijs tegenwoordig op woont, noortw.. Wouter Lenaerts en zuidw. Bastiaen Thonis.
f164 20-11-1627 Willem Harmans als man en voocht van Maritge Lenerts transp aen Thonis Lenaerts zijn swager eigendom van een 3 62 mrg in 14 mrg genoemd het Henrick Dirricksweer achter de Wael.
SAD, ora Langerak 21, fol. 21. 27-5-1632: Compareerde Wouter Lenaarts en heeft getransporteerd aan Thonis Leenderts zijn broeder 11/2 hont land achter de Waal in een weer van zeven mergen. Oostw. Thonis Aarts erfgenamen en westw. de erfgenamen van Hendrick Dirricks Mors. strekkende van de Leck tot aan Goudriaan
f112v 20-8-1644 Comp. Neeltgen Peters wed. van Thonis Leenderts geass. met Leendert Thonisz haer soon en voocht, Wouter Leenderts ende zijn kinderen, Jan Leenderts won. tot Streefkerk. De voorn Leenert Teunis en Pieter Theunis voor haer selven en zich sterk makendevoor Arie Theunis en Willem Theunis en Lijsgen en Anna Thonis hare broeders en susters alle kinderen van zalgr. Thonis Lenertsz transp. aen Philips Dircx VUIJCK het weer van Heijndrick MORS genaempt Geestweer
[N.A. ora Langerak 22 fol 34] Comp. Bastiaan Claasz. en Aelbert Adriaansz. man en voocht van Neeltgen Claasdr. en zij trp. aan Jan Gerritsz. Uijl de vrije eigendom van 3 mr. 3 hont 21 roeden en 8 voeten land en ¾ parten van een huis daarop staande (van Bastiaan Claesz.) en 2 mr., 4 hont, 9 roeden en 1 voet met ¼ part van een huis (van Aelbert Adriaansz. Keij) gelegen te Langerak Belend oostw. Thonis Claasz. Cappiteijn en westw. het Hendrick Morsweer. Strekk. uit de diepte van de Leck tot de landscheiding met Goudriaan Bastiaan Claasz. draagt ook over aan Jan Gerritsz. Uijl 1/8 part van een hont land gelegen in Pleun Frederiks weer 3-6-1653.
[N.A. ora Langerak 22 fol. 35] Comp. Jan Gerritsz. Uijl en hij trp. aan Thonis Claasz. Cappiteijn de eigendom van vijf hont land gelegen binnen de tiendeweg en nog 1 hont en 12 ½ roede, liggende over de tiendeweg, altesamen hoog akkerland, gelegen in het hiuisweer van Claas Thonisz. op het oosteinde van de Waal. Belend oostw. dezelve Thonis Claasz. en west Hendrik Morsweer. Jan Gerritsz. transporteert nog zijn part in het Pleun Frederiksweer. Belend oostw. het Hendrik Morsweer en westw Marten Schats. 3-6-1653
f34 25-8-1653v Neeltgen Peters won. Langerak wed. van Thonis Leenerts en Leenert en Ariaens Thonisse hare zonen met Jacob Ariense Oskamp hare swager ter eenre Cornelis Wouters voor haer selve en als oom en bloetvoocht van 2 weeskind van Anneke Wouters bij BastiaenCorsse, mitsg. Claes Ariens MAET man ende voocht van Dircken Wouters, Cornelis Adriaens MAET man ende voocht Marritgen Wouters ter andere ende inder qualiteijt elck voor haer selven ende Bastiaen Corss als vader ende van wegen sijne weeskinderen geprocreert bij Anna Wouters met den anderen geloot ende gegrond cavelt te hebben met consent van Marten Pietersz gesub. schout ten overstaen van de selven ende Bastiaen Thonis, Thonis Corss SMITH schepen der vrije heerlijkheit van Langerak. Alle alsulcke landerijen, betimmeringen ende betelingen, dien annecx als Wouter Leendertsz haer luijden vader, schoonvader ende grootvader respective ende deselfs huijsvrou hebbende naegelaten, altesamen gelegen inder V.H.v.L. in deze nagenoemde weeren ende ditinder voegen ende oock onder de conditien hier nae volgende te weten dat de voorn. Cornelis Wouters, Claes ende Cornelis Adriaens MAET. Oosterseweer 7 morgen 3 hond met huijs en betimmering ende betelingen gelegen op't schoor, ten oosten sweerlants van Jacob Aerts, ten westen Thonis Leenderts wed. ende kinderen, o.a nog land in t'Wael onder Langerak, ook genoemd Hendrick Morssen weer, etc. Hieronder de merken van Claes Adriaens MAET, Cornelis Adriaens MAET en Bastiaen Corss. Neeltje Pieter wed. van Thonis Leenderts met 2 zonen Leendert en Adriaen en swager Jacob Ariens (Oskamp) ter eenre Cornelis Wouters voor hem selve als oom en bloedvoogd van de 2 kindren van Anneke Wouters en Bastiaen Corss, mitsgaders Claes adriaen MAET man en voogd van Dircksken Wouters en Cornelis Adriaens MAET man en voogd van Maritge Wouters ter andere zijde, met consent van Meerten Pieters gesub. schout, Bastiaen Thonis, Thonis Corss SMIT schepen. De twee huisweren van Wouter Leenderts ende Thonis Leenderts.
[N.A. ora Langerak 22 fol. 93v] Zijn gecompareerd de weduwe en voogden van de nagelaten weeskinderen van Jan Gerritsz. den Uijl, die transporteren t.b.v. Johan Elias van Haeften, wonende te Schoonhoven de eigendom van 6 mr. land volgens de coopceduldaar van sijnde van dato den 13 augustij 1657. Eerstelijk de huisinge, betimmeringe en bepotinge bestaande in griendinge, weiland en hoogland, strekk. van de diepte van de Lek zuidw. op tot de hoge akkers toe. Noch drie ribbetgen griendekens op de westzij van de steeg zuidwaarts van de boomgaard, nog een mergen hoogland over de tiendeweg zuidwaart van Thonis Willemsz. Grient, noch vier hont hermoesich lant van vooren aen beginnende leggende besijden de grient vande voorn. de With, noch drie mergen beginnende ovder de middelwetering, strekk. tot de camp van Jan Bastiaensz. den Uijl, noch een stukje dijck aan de westzijde van het weer, strekk. tot de diepte van de Leck toe. Alle partijen land in de hofstede van Thonis Aartsz., binnen Langerak. Ten oosten Willem Jansz. de Best c.s. en ten westen Heijn Morssen weer […] 26-11-1657.
Hendrik trouwde met omstreeks 1560 in Langerak.1 2
Hendrik trouwde vervolgens met IJchje Adriaans. (IJchje Adriaans werd geboren in 1535 en overleed na 7 feb 1603/04 in Langerak.)
|